afb. Kris Roderburg, 22 oktober 2013
Een bekend beeld dat niet direct in een van de groepen is te vatten, is dat van de man die zijn ontblote achterste toont (N-V.1).63 Het zestiende-eeuwse mannetje, nu in het Noordbrabants Museum, zit overduidelijk met ontbloot achterwerk op de luchtboog en houdt demonstratief de rok omhoog. De figuur draagt een zwaar beschadigde muts met zij- en achterflappen, een ingesneden sierrand en nog net is een van de belletjes op de rand bewaard gebleven. Hij draagt een kort jak met een versierde kraag, en een met geboorde gaatjes versierde onderzoom. Verder draagt hij koemuilen en er hangt een grote hoed aan een koord om de hals op de rug van de figuur. Het thema van de broekzakker is vaker in beeldhouwwerk aan kerken te zien. Zo is er een ‘aarstoner’ uit het midden van de vijftiende eeuw te zien in de Sint-Joriskerk in Amersfoort, en een in de noordbeuk van de Oude Calixtuskerk in Groenlo.64 Ook aan de koorbanken van Aarschot en Diest zijn in hout gesneden aarstoners aangebracht.65 Het lijkt een middeleeuwse vorm van ‘mooning’: laten zien dat je schijt hebt aan de wereld, of een rechtstreekse belediging zoals van het opsteken van de middelvinger. Een vingerwijzing geeft de broekzakker in Diest, want hij houdt demonstratief een blaasbalg bij zijn achterste: een teken dat hij wind produceert. Mogelijk zijn het allemaal windenlaters en wordt op satirische wijze de blaaskaak aan de orde gesteld. ‘Het is al wind’ wat hij produceert, zegt het spreekwoord, het is allemaal zinloos, allemaal lucht. Een andere, ronduit negatieve associatie van stinkende winden is die met de duivel en zo zou hetmannetje op de luchtboog toch ook een religieuze betekenis kunnen hebben. In geïllustreerde getijdenboeken zien we margeschilderingen met narren die hun ontblote achterste tonen. Ook in het getijdenboek dat Jean Fouquet omstreeks 1452-1460 voor Etienne Chevalier vervaardigde, is een dergelijke figuur zichtbaar. Op deze voorstelling, die vermoedelijk een toneelstuk verbeeldt waarin de marteling van de heilige Apollonia wordt nagespeeld, laat terzijde een nar zijn broek zakken om zijn blote billen te laten zien.66 In het Zuidfranse Capestang is in het kasteel van de bisschop van Narbonne op een van de balken van de zoldering van de grote zaal een nar geschilderd die ongegeneerd zijn opengesperde aars toont.67 Een tweede nar in dezelfde houding op dit plafond uit het midden van de vijftiende eeuw knijpt er ook nog eens demonstratief zijn neus bij dicht. Opvallend genoeg zijn er op het plafond niet alleen narren te zien, maar ook misvormde figuren, speellieden, oosterlingen met kromzwaarden, (fabel-) dieren, monsters, hybriden, duivels en religieuze voorstellingen.68 De geschilderde thema’s op het plafond, waarvan vanwege de hoge kwaliteit wel is beweerd dat het door het atelier van Fouquet zou zijn geschilderd, laat dus meer figuren zien die overeenkomen met de figuren op de luchtbogen dan alleen met de broekzakkende figuur.69 Omdat de sterk beschadigde muts van de Bossche broekzakker nog duidelijk een belletje vertoont, zou het hier ook wel eens om de zotskap van een nar kunnen gaan, en is het beeld één van drie of vier narren die op de luchtbogen zijn uitgebeeld. Stilistisch gezien behoort de Bossche windenlater zonder twijfel tot de groep muzikanten en is vermoedelijk door dezelfde beeldhouwer, met het merk ‘X’, gehakt. Bij de negentiende-eeuwse restauratie werd het beeld gekuist. Het ontblote achterwerk is niet te zien maar in plaats daarvan zit de figuur in verder dezelfde houding op zijn hand. | 365 |
Noten | |
63. | N-V.1, Noordbrabants Museum inventarisnummer 15738. Bruikleen bouwloods i-864, BK-NM-8652c. Oud plaatsteken III op de hoed. |
64. | Den Hartog 2012, 181-183 en Emmens 2005, 134. |
65. | Smeyers 2005, 70 en Theunissen e.a. 2011, 139. |
66. | Jean Fouquet, ‘De marteling van St. Apollonia’, Getijdenboek van Etienne Chevalier, Museé Condé, Chantilly. |
67. | Het thema van de broekzakkers komt veel meer voor in zuid Frankrijk, met name op beschilderde balklagen. Blanc e.a. 2011, 10-11. |
68. | Wessel 2003, 46-49. |
69. | Wessel 2003, 50. |
Ronald Glaudemans, De luchtboogbeelden op de Sint-Jan (2015) 13
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 364
Jan Mosmans, De St Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 307 (afb. 206 nr. XXXVI)